Daders

Centraal in dit onderzoeksprogramma staat de vraag wie risico loopt op het ontwikkelen van crimineel en antisociaal gedrag. Wij onderzoeken in welke levensfase dit gebeurt en wat de verklaringen hiervoor zijn. Antwoorden op deze vragen laten zien waarom sommige mensen meer risico lopen dan anderen en welke kennis nodig is om effectieve interventies te ontwikkelen.

In deze onderzoeksgroep kijken we onder andere naar gedrag dat afwijkt van gangbare sociale of legale normen, zoals problematisch, agressief of crimineel gedrag en we onderzoeken welke factoren het risico op dergelijk gedrag verhogen. Zijn er bepaalde levensfases of -gebeurtenissen die mensen vatbaar maken voor het vertonen van antisociaal gedrag en waarom is dat zo? Hoe beginnen, verlopen en eindigen criminele carrières? En hoe komt het dat sommige families al generaties lang vastzitten in patronen van antisociaal gedrag en problemen die zich alleen maar opstapelen?

Individu en de sociale en institutionele context

Het individu staat centraal in dit onderzoek. Maar individuen kunnen niet los worden gezien van de sociale en institutionele context waarin ze leven. Daarom onderzoeken wij bijvoorbeeld ook de rol van gezins- of buurtkenmerken, de rol van vriendschapsnetwerken en de rol van (grotere) maatschappelijke ontwikkelingen bij het ontwikkelen van antisociaal gedrag. Ook onderzoeken we wat jongeren vatbaar maakt voor lidmaatschap van georganiseerde criminele netwerken.

Risicofactoren voor antisociaal gedrag

Risicofactoren voor antisociaal gedrag kunnen onder andere familiair of biologisch van aard zijn. Wij kijken daarom ook naar het doorgeven van criminaliteit over generaties. Ook vergelijken we risicofactoren voor bepaalde soorten criminaliteit, denk aan online en offline criminaliteit. Omdat sommige mensen ondanks dat ze blootgesteld zijn aan risicofactoren juist geen antisociaal gedrag ontwikkelen, proberen we ook dit te begrijpen. Tot slot volgen we kinderen en jongeren die – bijvoorbeeld door antisociaal gedrag van zichzelf of hun ouders – niet thuis kunnen opgroeien, waarbij we kijken naar de gevolgen daarvan voor hun criminele carrières.

Theorieën, data en methodes

In deze onderzoeksgroep werken onderzoekers met verschillende expertises samen, zodat we crimineel en antisociaal gedrag vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines bestuderen. Deze multidisciplinariteit is terug te zien in de theorieën die we gebruiken om antisociaal gedrag over de levensloop en generaties te verklaren. Klassieke etiologische theorieën (sociale leertheorie, differentiële associatietheorie, sociale bindingen en biosociale theorieën) vormen een belangrijk vertrekpunt bij ons onderzoek. Deze theorieën hebben vaak een oorsprong in de psychologie of sociologie, en zijn toegepast op het verklaren van antisociaal en crimineel gedrag. Daarnaast maken we gebruik van de levenslooptheorieën (age graded theory, dual taxonomy model, interactional theory). Verder gebruiken we theorieën over intergenerationele cycli van geweld, sociologische theorieën over relaties en relatievorming, en ook meer ontwikkelingspsychologische theorieën over hechting, relatievorming, gezinsfunctioneren en opvoedgedrag. In ons onderzoek naar effectieve interventies komt bovendien meer dan eens het Risks, Needs and Responsivity framework (RNR; Andrews & Bonta) van pas. Intergenerationeel onderzoek heeft baat bij gebruik van theorie uit de biologische psychologie en genetica.

Voor het grootschalig onderzoek binnen dit programma gebruiken we omvangrijke longitudinale datasets, met informatie over meerdere generaties. Vaak zijn deze datasets het resultaat van samenwerkingen met andere instituten. We maken gebruik van survey data, populatiegegevens (CBS), van dossierdata afkomstig van politie of justitie en van zorgaanbieders, zoals Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming.
Naast life-course trajectanalyses, groeimodellen en clusteranalyses lenen onze data en onderzoeksvragen zich ook voor netwerkanalyses waarbij relaties tussen personen centraal staan. Dossierdata worden kwantitatief en kwalitatief geanalyseerd. Grootschalig onderzoek complementeren we met meer kleinschalig kwalitatief werk: interviews, observaties en casestudies. Dankzij deze manier van dataverzamelingen kunnen we causaliteit zo goed mogelijk benaderen. Dit kan met (semi-)experimenteel design of door gebruik te maken van natuurlijke experimenten, zoals de Hongerwinter of de Covid-19-crisis.

Programmaleider: Veroni Eichelsheim

Fellows

(Inter)nationale samenwerking

Experts op dit thema

prof. dr. Veroni Eichelsheim

Senior Onderzoeker

prof. dr. Arjan Blokland

Senior Onderzoeker

prof. dr. Frank Weerman

Senior Onderzoeker

dr. Steve van de Weijer

Senior Onderzoeker

dr. Evelien Hoeben

Onderzoeker

dr. Elanie Rodermond

Onderzoeker

prof. dr. Peter van der Laan

Senior Research Fellow

prof. dr. Jan-Willem van Prooijen

Senior Onderzoeker

dr. Fabienne Thijs MSc MA

Postdoc

dr. Sjoukje van Deuren

Postdoc

dr. Meintje van Dijk MSc

Onderzoeker

dr. Janique Kroese

Onderzoeker

Anne Coomans MSc

PhD

Bodine Gonggrijp MSc

PhD

Lea Echelmeyer MSc

PhD

Haiyan Wang MSc

PhD

dr. Victor van der Geest

Onderzoeker

dr. Chantal van den Berg

Onderzoeker

Jo-Anne Kramer MSc

PhD

Lisette Dirksen MSc

PhD | Gastonderzoeker

Frederike Oberheim MSc

PhD

Kiki von Piekartz

PhD

Junia Bergers

Junior Onderzoeker

Juliette Jonkers MSc

PhD