De aanbeveling, opgesteld door de Europese Commissie voor Criminaliteitsproblemen (CDPC), actualiseert en vervangt Aanbeveling Rec(2006)8 rondom hulp aan slachtoffers van misdrijven. Inmiddels hebben zich belangrijke ontwikkelingen voorgedaan op het gebied van slachtofferrechten, slachtofferonderzoek, en (inter)nationale wetgeving en praktijk. Hierdoor is er meer inzicht ontstaan in de behoeften van slachtoffers.
NSCR-wetenschapper prof. Antony Pemberton werkte samen met prof. Suzan van der Aa (Universiteit Maastricht) de aanbeveling uit. In de laatste fase werkten ze ook samen met de Victims’ Rights Working Group van de Raad, een groep waarin afgevaardigden vanuit 16 lidstaten deelnamen. Het onderzoek van de Victimologie-onderzoeksgroep van het NSCR leverde de grondstof voor verschillende artikelen van de aanbeveling. Zo handelt artikel 3 over de barrières bij hulp zoeken, het onderwerp van het proefschrift van Valerie Pijlman; artikel 10 handelt over participatie in het recht, het onderwerp van Marleen Kragting; artikel 15 over compensatie, het onderwerp van Cheyenne Dunk; artikel 16 over remedies, het onderzoeksthema van Freya Augesteijn; en artikel 18 over restorative justice, waar Alice Bosma, Nieke Elbers en Marleen Kragting de komende jaren onderzoek naar doen. Ook de proefschriften van Rachel Dijkstra en Iris Becx zullen hieraan bijdragen. Tot slot wordt in artikel 25 aandacht gevraagd voor wetenschappelijk onderzoek naar slachtoffers, in lijn met de oproep die prof. Catrien Bijleveld deed bij haar presidential adress van de European Society of Criminology voor een nieuwe European Victims' Rights Survey.
De aanbeveling bevat nu meer gedetailleerde richtlijnen voor de ontwikkeling en toepassing van de rechten van slachtoffers en roept de lidstaten op om actief belemmeringen voor de toegang tot de rechter voor slachtoffers van misdrijven op te sporen en weg te nemen. Het introduceert het beginsel dat slachtoffers van misdrijven het recht moeten hebben om te worden gehoord over elke beslissing die een aanzienlijke impact heeft op hun belangen en het recht op middelen die erop gericht zijn hun rechten te verdedigen in gevallen waarin deze niet worden geëerbiedigd.
De aanbeveling roept op om slachtoffers van misdrijven te ondersteunen bij het verkrijgen van toegang tot hun rechten en ondersteunende diensten. Ook moeten ze worden erkend en behandeld met respect, professionaliteit en kan er geen sprake zijn van discriminatie. Staten moeten er rekening mee houden dat slachtoffers van misdrijven ook een reeks behoeften kunnen hebben die individuele erkenning vereisen om de juiste informatie, ondersteuning en bescherming te krijgen.
De aanbeveling is gebaseerd op bestaande normen van de Raad van Europa, waaronder het Verdrag inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul, CETS nr. 210) en het Verdrag inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (CETS nr. 201) en andere internationale standaarden op dit gebied.
Actuele berichten