Voor zijn onderzoek gebruikte Van der Laan data van tweelingen en hun familieleden die ingeschreven zijn bij het Nederlands Tweelingen Register. Agressie is bij hen vanaf 1991 op meerdere momenten gemeten: van ruim 80.000 personen zijn er in totaal meer dan 360.000 agressiemetingen.
Uit het onderzoek blijkt dat agressie gemiddeld genomen afneemt over de levensloop. Uit eerder onderzoek is al bekend dat fysieke agressie over het algemeen piekt rond de leeftijd van twee tot vier jaar en niet-fysieke agressie tijdens de basisschooltijd en puberteit. Niettemin zijn er ook stabiele kenmerken gedurende de levensloop: de meest agressieve kinderen hebben een grotere kans om uit te groeien tot de meest agressieve volwassenen. Het onderzoek laat zien dat genetische invloeden een rol spelen bij deze relatieve stabiliteit van agressie over de levensloop. Genetisch risico op agressie in de kindertijd en puberteit leidt tot een grotere kans op agressie op latere leeftijd.
Gelijkenissen in agressie tussen familieleden kunnen vooral worden verklaard door genetische overeenkomsten, oftewel door het delen van genetisch risico. Er zijn geen aanwijzingen dat omgevingsinvloeden de overeenkomsten in agressie binnen families verklaren. Dit bleek uit zowel een tweelingstudie naar norm-overschrijdend gedrag, als uit een studie waarbij werd gekeken of genetisch risico van ouders een omgeving creëert die de agressie van hun kinderen beïnvloedt. Omgevingsinvloeden spelen daarentegen wel een belangrijke rol bij het verklaren van verschillen in agressie binnen families. Met andere woorden: ervaringen en omgevingskenmerken die uniek zijn voor bepaalde personen binnen een familie, lijken belangrijk bij het verklaren van verschillen in agressie.
In de periode tussen 1991 en 2015 is de agressie binnen de onderzochte populatie licht afgenomen. Dit past bij statistieken die een daling van geweldsdelicten weergeven. Familieleden lijken niet alleen op elkaar in de mate en ernst van agressie die zij vertonen, maar ook in de mate waarin zij meegaan met deze neerwaartse trend óf juist afwijken van deze trend. Positieve veranderingen in de samenleving hoeven dus niet voor iedere persoon en iedere familie even goed uit te pakken.
Het onderzoek laat zien dat een kind de pech kan hebben een hoog genetisch risico op agressie te erven, waardoor hij of zij meer kans heeft agressief gedrag te vertonen in eenzelfde situatie dan iemand met een laag genetisch risico. Maar de continuïteit van agressie van generatie op generatie is niet toe te schrijven aan de omgeving die zij delen. Dit relativeert het belang van de opvoeding en het gedrag van ouders. Het is belangrijk hier rekening mee te houden wanneer we verschillen in agressief gedrag beter willen begrijpen en effectievere interventies willen ontwikkelen. Een belangrijke volgende stap is om te onderzoeken welke omgevingskenmerken leiden tot verschillen binnen families. Genetisch identieke eeneiige tweelingen kunnen hierin een belangrijke rol spelen, aangezien eventuele onderliggende genetische invloeden bij hen kunnen worden uitgesloten.
Van der Laan, C. M. (2022), IT RUNS IN THE FAMILY; A genetically informative study of individual differences in aggression. NSCR/VU.
Promotor: Dorret Boomsma
Co-promotors: Steve van de Weijer en Michel Nivard
Deze promotie was op vrijdag 11 maart om 13.45 bij te wonen in de aula van het VU-hoofdgebouw aan De Boelelaan 1105.
Actuele berichten