Er bestaat al langere tijd onvrede over de bepaling van immateriële schadevergoeding – ofwel smartengeld - in de rechtspraktijk. Een van de kritiekpunten is dat deze onvoorspelbaar is en dat er daarmee sprake is van willekeur. Wetenschappers van het NSCR onderzochten of de hoogte van smartengeld voorspeld kan worden en keken daarbij ook naar de invloed van bepaalde slachtofferkenmerken en contexten van slachtofferschap.
Deze kenmerken zijn gebaseerd op de theorie van het ideale slachtoffer van de Noorse socioloog en criminoloog Nils Christie: in een maatschappij bestaat een ideaaltypisch slachtoffer. Iemand die in mindere mate voldoet aan dit ideaaltype en de bijbehorende kenmerken wordt minder snel als volwaardig slachtoffer gezien. Dit beïnvloedt de mate waarin slachtoffers als geloofwaardig worden beschouwd en kan leiden tot victim blaming. Denk aan een slachtoffer dat onder invloed was van alcohol of drugs, of een relatie had met de dader.
De onderzoekers analyseerden openbaar gepubliceerde vonnissen uit 2021 op rechtspraak.nl. Wat was de beslissing van de rechter op de vordering tot schadevergoeding? Hoeveel smartengeld werd er toegewezen? Welke kenmerken had het slachtoffer en wat was de context van het slachtofferschap? Met behulp van statistische analyses voorspelden ze op basis van juridisch relevante variabelen de schadevergoeding.
Hieruit blijkt dat de immateriële schadevergoeding aan slachtoffers van zedendelicten wel degelijk voorspelbaar is. Dit betekent niet dat er geen verschillen zijn in de hoogte van het toegewezen smartengeld in vergelijkbare strafzaken, maar wel dat er over de hele linie niet van willekeur kan worden gesproken. De hoogte van het smartengeld kan nog beter voorspeld worden als er kenmerken gerelateerd aan het ideale slachtoffer worden toegevoegd aan de voorspelling. Dit betekent dat de bepaling van het smartengeld onderhevig is aan sociale biases. Wanneer de kwestie van consent ambigu wordt (bijvoorbeeld bij minderjarige slachtoffers in een relatie met meerderjarigen, jeugdige sekswerkers en volwassenen met een geestelijke beperking), en als het slachtoffer en de dader eerder een vrijwillige seksuele relatie hadden, wordt significant minder schadevergoeding toegewezen.
Hoewel dit belangrijke bevindingen zijn, is de vordering van het slachtoffer de primaire voorspeller. Hoeveel schadevergoeding het slachtoffer vraagt, bepaalt voor het grootste gedeelte hoeveel wordt toegewezen door de strafrechter. Dit benadrukt het belang van bijstand bij het opstellen van de vordering. De onderzoekers concluderen dat open normen niet schadelijk zijn voor de voorspelbaarheid van smartengeld, maar dat deze wel ruimte kunnen creëren voor de invloed van biases. Ook al is de compensatie voorspelbaar, toch kan een deel van die voorspelbaarheid als onwenselijk worden beschouwd.
Augusteijn, F., Pemberton, A., Bijleveld, C. & Bosma, A. (2024). The predictability of court-adjudicated compensation for pain and suffering damages within the criminal proceedings and the role of victim labels: A case study on victims of sexual crime in the Netherlands. Criminology & Criminal Justice.
Actuele berichten