Voor dit onderzoek werd gekeken wélke persoonsgegevens van slachtoffers voorkomen in een dossier, waar precies in het dossier en of deze persoonsgegevens altijd strafvorderlijk relevant zijn. Ook werd rechters gevraagd naar hun mening over het nut van de vermelde persoonsgegevens. Zij denken verschillend over het onvermeld laten van deze gegevens.
Een deel van de geïnterviewde rechters vindt dat deze niet-juridisch inhoudelijk relevante gegevens structureel uit het dossier weggelaten zouden moeten worden. Praktisch relevante persoonsgegevens die bijvoorbeeld voor administratieve doeleinden worden gebruikt, zouden elders opgeslagen kunnen worden. Een ander deel van de rechters is het hier niet mee eens, omdat er al mogelijkheden ter bescherming van slachtoffers zijn. Een wijziging van beleid voegt daarom in de praktijk niet veel toe, maar zorgt wel voor extra werk.
In het onderzoek worden een aantal aanbevelingen voor de toekomst gedaan. Zo zou het beter zijn juridisch inhoudelijk relevante persoonsgegevens van slachtoffers waar mogelijk op een hoger abstractieniveau weer te geven. Ook wordt aanbevolen het Burgerservicenummer (BSN) van het slachtoffer structureel onvermeld te laten, omdat dit nooit strafvorderlijk relevant blijkt maar wel genoteerd wordt in het dossier. Tot slot wordt aangeraden het gestandaardiseerde invulveld voor persoonsgegevens in processen-verbaal te verwijderen en om standaard aan slachtoffers te vragen of zij akkoord zijn met het noemen van hun volledige naam tijdens de zitting.
Ranzijn, N., Beijers, J., Augusteijn, F., Meijer, S. & Pemberton, A. (2022). De strafvorderlijke relevantie van persoonsgegevens van slachtoffers. Raad voor de rechtspraak/NSCR.
Actuele berichten