In de sectorstudie stonden drie vragen centraal: Wat is er in de gesloten (justitiële) jeugdinrichtingen gebeurd sinds 1945? Hoe heeft het geweld kunnen plaatsvinden? En hoe is het geweld door ex-pupillen ervaren en welke gevolgen heeft dit gehad voor hun latere leven? Onderzoekers Van der Laan, Eichelsheim, Dirkse, Bruggeman en Asscher deden archiefonderzoek, interviewden ex-pupillen, analyseerden pupillendossiers, bestudeerden berichtgeving in de media en brachten toezicht en inspectie in kaart. Ook zetten zij de ontwikkelingen en wetgeving sinds 1945 op een rij. Dit resulteerde in een samenvattend rapport en negen bronstudies.
De onderzoekers stellen vast dat er in gesloten (justitiële) jeugdinrichtingen veelvuldig sprake is geweest van geweld. Het gaat om fysiek, psychisch en seksueel geweld, door medewerkers tegen jeugdigen, maar ook tussen jongeren onderling en door jongeren tegen medewerkers.
Het geweld is zeer divers:
In de eerste periode na de oorlog (1945 - 1965) waren strenge en sobere regimes met langdurig en veelvuldig isoleren, lange straffen, arbeidsuitbuiting en een harde (fysieke) aanpak kenmerkend voor de gesloten jeugdinrichtingen. Ook in de periode daarna (1965 - 1990) kwam langdurig en frequent isoleren veel voor, maar tegelijkertijd kwam de discussie over de (on)wenselijkheid hiervan op gang. Het dreigen en intimideren door medewerkers ging onverminderd door. Ook komen instellingen in het nieuws vanwege seksueel misbruik. In de meest recente periode (1990 - nu) komt er door een meldingsplicht en registratie bij de inspectie meer inzicht in het geweld. Geweld komt evengoed nog zeer regelmatig voor.
Geweld in gesloten (justitiële) jeugdinrichtingen hangt samen met een reeks van (risico)factoren, waarvan sommige niet los kunnen worden gezien van de jongeren die er zijn geplaatst, bijvoorbeeld bij ernstige gedragsproblematiek en problematische gezinssituaties. Veel jongeren hebben een lange hulpverleningsgeschiedenis en zijn al meerdere malen uit huis geplaatst. Andere risicofactoren zijn gerelateerd aan de instelling, zoals de sterke hiërarchie, machtsongelijkheid en het leefklimaat. Het leefklimaat was en is – zij het op een andere manier – repressief van aard, waarbij toepassing van geweldsmiddelen gelegitimeerd is. Daarnaast waren en zijn er vaak personele wisselingen, onder meer vanwege de zware arbeidsomstandigheden. De opleiding van medewerkers liet aanvankelijk te wensen over en ook heeft het een tijd geduurd voordat behandelingen en behandelmethodiek werden ontwikkeld. Toezicht op de instellingen was in eerdere perioden beperkt, net als de wet- en regelgeving. Daar is de afgelopen decennia verbetering in gekomen, onder andere door versterking van de rechtspositie van jongeren.
Het ervaren of getuige zijn van geweld in een jeugdinstelling is zeer ingrijpend. De impact op het verdere leven is groot. Veel ex-pupillen hebben te maken met chronische fysieke en psychische gezondheidsklachten, relatieproblemen (scheiding, geen contact met familie en eigen kinderen), verslavingsproblematiek, gedragsproblematiek en moeilijkheden met inkomen en dagbesteding. Dit verklaart de gevoelens van wrok, achterdocht en onmacht ten aanzien van de samenleving en instanties. Dat toezichthouders de misstanden wel gezien moeten hebben maar niet ingrepen, zit veel ex-bewoners hun leven lang dwars. Zij voelen zich miskend en zijn boos en gefrustreerd.
Door de jaren heen zijn de verschijningsvormen van geweld in gesloten (justitiële) jeugdinrichtingen veranderd, maar niet minder ingrijpend en invasief geworden. De impact op het verdere leven is onverminderd groot. Voorzieningen zijn gemoderniseerd, maar ongelijke machtsverhoudingen en beperking van de autonomie bestaan nog steeds. Dit biedt ruimte voor psychisch en fysiek geweld. Ook de problematiek van de jongeren en gezinnen blijft complex en ernstig, en is niet heel anders dan in voorgaande decennia.
Geweld is in bepaalde opzichten minder geworden door onder andere beter toezicht, meer openheid binnen instellingen, versterking van de rechtspositie van jongeren, geweldsinstructies en rechtspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). De professionaliteit van medewerkers is toegenomen door betere opleidingen, nieuwe behandelmethoden en de komst van gedragsdeskundigen. Het verder voorkomen van geweld vraagt om verfijning van de regelgeving, intensiever toezicht, voortdurende (bij)scholing van medewerkers en bovenal afbouw van het repressieve karakter van de instellingen.
Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg (2019). Onvoldoende beschermd. Geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden. Hier vindt u ook de kabinetsreactie op het eindrapport.
Deel 1: eindrapport
Deel 2: sector- en themastudies
Deel 3: bronstudies
Actuele berichten