Het veldwerk en onderzoek heeft een aantal belangrijke resultaten opgeleverd. Een eerste bevinding is dat algemene of ongerichte interventies weinig succesvol zijn: de problematiek van stroperij van tijgers is daarvoor te complex. Voor de verschillende organisaties die in de natuurbeschermingsgebieden werken, is het cruciaal om gecoördineerd informatie te delen: analisten kunnen dan de informatie interpreteren en gerichte oplossingen bedenken. Het is ook van belang om continu kwalitatief en kwantitatief te monitoren zodat flexibele maatwerkstrategieën ontworpen kunnen worden. Deze strategieën blijken gelijkenissen te hebben met zowel ‘problem-oriented policing’ als met militaire campagnes, en minder met traditionele natuurbeschermingsprogramma's. Omdat deze flexibele strategieën meerdere soorten interventies mogelijk maken, zijn ze minder afhankelijk van een bepaald rechtssysteem, en toch breed inzetbaar.
Samen met het Panthera-team zijn ook gegevens geanalyseerd over patrouilles van rangers in een gebied in Zuidoost-Azië waar tijgers leven. In dit gebied moeten kleine patrouilleteams over enorme oppervlaktes surveilleren, wat leidt tot problemen met handhaving. De analyses laten zien hoe met nieuwe technieken de uitgestrekte wildernis opgedeeld kan worden in hanteerbare ‘operationele ruimtes’, gebieden waarin een rangerteam daadwerkelijk kan patrouilleren, zodat het makkelijker wordt om problemen op specifieke plaatsen op te lossen. Met behulp van een nieuwe methode wordt bij het uitzetten van patrouilles zowel een zo goed mogelijke dekking over de ruimte als in tijd bewerkstelligd. Deze methode kan ook gebruikt worden door andere natuurbeschermingsteams op andere locaties.
De gastonderzoekers waren: John Goodrich, Joe Smith, Rob Pickles, Abishek Harihar, Hugh Robinson, Chris Hallam (Panthera) en Lam Wai Yee, onderzoeker van Rimba (partnerorganisatie van Panthera in Maleisië).
Credits beeld: Shutterstock
Actuele berichten