De gangbare theorie in de literatuur – de crime pattern theory (Brantingham & Brantingham, 1981; 2008) – stelt dat daders delicten plegen op plekken waar aantrekkelijke doelwitten samenvallen met hun individuele awareness space. Deze awareness space bestaat uit de belangrijkste plekken waar mensen tijdens hun dagelijkse bezigheden komen, zoals woning, werk, school en recreatie, en de routes tussen deze plekken. Zo laat eerder onderzoek zien dat daders hun delicten vaak dicht bij hun huidige of eerdere woning plegen, of in de buurt van woningen van naaste familieleden. Ook blijkt dat recidivisten geneigd zijn om terug te keren naar locaties waar ze in het verleden al hebben toegeslagen.
Tot op heden heeft de crime pattern theory en het gerelateerde empirische onderzoek in de omgevingscriminologie zich voornamelijk beziggehouden met de keuzes van daders over waar zij hun delicten plegen. Er is echter nauwelijks aandacht besteed aan de timing van die ruimtelijke doelwitkeuzes of de vraag waarom daders ervoor kiezen om op bepaalde tijdstippen juist wel of niet toe te slaan. Want waarom zou een dader weten of een bepaalde plek aantrekkelijk is om overdag een inbraak te plegen, wanneer hij die plek alleen ‘s avonds bezoekt?
In haar proefschrift breidt Van Sleeuwen de oorspronkelijke theorie uit en beargumenteert ze dat de ruimtelijke kennis die een dader opdoet tijdens zijn dagelijkse routines of tijdens het plegen van eerdere delicten niet in gelijke mate geldt voor alle tijdstippen van de dag en week, maar vooral voor de tijdstippen dat deze plekken gewoonlijk door de dader worden bezocht. Dit is van invloed op de locaties die zij vervolgens kiezen om hun delict te plegen.
Voor deze studie zijn twee verschillende databronnen gebruikt: verdachtengegevens van de politie en gegevens uit de Tijdspecifieke Activiteiten Survey (TAS) die speciaal voor deze studie is ontworpen. Een algemene conclusie is dat de oorspronkelijke crime pattern theory een tijdspecifieke uitbreiding nodig heeft. De resultaten laten zien dat de kennis die daders hebben opgedaan van een buurt op een bepaald tijdstip door het plegen van eerdere delicten in die buurt of door het bezoeken van routine-activiteitenlocaties in die buurt, samenhangt met het plegen van delicten rond datzelfde tijdstip.
Een tweede conclusie is dat daders vrij consistent zijn in hun temporele keuzegedrag. Zo blijkt bijvoorbeeld dat recidivisten herhaaldelijk delicten plegen op vergelijkbare uren van de dag en vergelijkbare uren van de week, en dat vaker doen dan kan worden verwacht op basis van de algemene temporele spreiding van de delicten in de politiegegevens. Ook suggereren de resultaten dat de kans om delicten te plegen in gebieden waar daders in het verleden al hebben toegeslagen groter is wanneer een recidivist het vorige delict in soortgelijke delen van de week of op soortgelijke tijdstippen van de dag heeft gepleegd dan wanneer het gebied eerder op andere tijdstippen van de week of de dag het doelwit was. Daarnaast blijkt dat niet alleen gebieden die eerder doelwit waren een groter risico lopen om op soortgelijke tijdstippen het doelwit te worden, maar ook gebieden die daders eerder op hetzelfde tijdstip van de dag routinematig hebben bezocht.
Het proefschrift laat zien dat de ruimtelijk-temporele patronen in het keuzegedrag van daders verschillen afhankelijk van het type criminaliteit en de recentheid van de delicten. De temporele consistentiepatronen van recidivisten zijn sterker naarmate de tijdspanne tussen hun delicten korter was, vooral met betrekking tot delicten die binnen een maand werden gepleegd. Ook zijn zowel de temporele consistentiepatronen van individuele daders als de waarschijnlijkheid dat zij op vergelijkbare tijdstippen terugkeren naar gebieden waar zij eerder hebben toegeslagen, sterker voor delicten van hetzelfde type. Tot slot kan worden geconcludeerd dat een beter inzicht in het ruimtelijke én temporele keuzeproces van daders niet alleen de omgevingscriminologie vooruithelpt, maar ook aanknopingspunten biedt voor het oplossen en voorkomen van criminaliteit.
Van Sleeuwen, S. (2022). IT’S ABOUT TIME, Spatio-temporal aspects of offender decision-making. NSCR/UU.
Promotor: Stijn Ruiter
Co-promotor: Wouter Steenbeek
Actuele berichten