Met name delicten die gericht zijn op ICT-systemen, zoals malware, ransomware, hacken en DDoS-aanvallen, worden zelden aangegeven bij de politie. De meest genoemde redenen die mensen geven zijn dat men ‘het zelf op lost’ en dat ‘de politie er niets aan zal doen’. Slachtoffers die wel aangifte deden, zijn in de helft van de gevallen (zeer) ontevreden over de manier waarop de politie met de aangifte is omgegaan. De meest genoemde redenen voor deze ontevredenheid zijn dat de politie onverschillig was en dat de problemen niet zijn opgelost. Het lijkt daarom van belang dat de politie aan verwachtingsmanagement doet, zodat voor slachtoffers duidelijk is wat er met hun aangifte wordt gedaan en hoe aannemelijk het is dat de dader wordt opgespoord.
In het onderzoek is gebruik gemaakt van twee steekproeven van 595 burgers en 529 ondernemers om te onderzoeken welke delict- en slachtofferkenmerken de aangiftebereidheid na online criminaliteit voorspellen. Verder is gekeken wat de belangrijkste redenen zijn om wel of geen aangifte te doen, en wat de ervaringen van slachtoffers zijn met het doen van aangifte na online criminaliteit. Met een vignettenstudie (denkbeeldige situaties) is onderzocht hoe respondenten zouden reageren in enkele hypothetische gevallen van slachtofferschap van online criminaliteit. Twee derde van de respondenten geeft aan dat zij hiervan aangifte zouden doen. Wanneer dezelfde personen vervolgens gevraagd wordt hoe zij handelden na daadwerkelijk slachtofferschap van online criminaliteit, blijkt echter dat slechts één op de zeven naar de politie stapt.
Delictkenmerken blijken de aangiftebereidheid beter te verklaren dan persoons- en bedrijfskenmerken. Online criminaliteit gericht op ICT-systemen (malware, hacken) wordt minder vaak bij de politie gemeld dan een interpersoonlijk delict (online bedreiging, cyberstalking) of vormen van online fraude (identiteitsfraude, marktplaatsfraude). Een reden voor slachtoffers om wel aangifte van online criminaliteit te doen, is voorkomen dat de dader opnieuw (bij een ander) kan toeslaan en omdat ze willen dat de dader gepakt wordt. Ook is men eerder bereid om ernstigere delicten aan te geven.
Over het algemeen komen de resultaten uit de burger- en de ondernemerstudie sterk overeen. Deze bevinding, in combinatie met de beperkte rol van persoons- en bedrijfskenmerken, suggereert dat beleid om de aangiftebereidheid onder slachtoffers te vergroten niet op specifieke subgroepen gericht hoeft te zijn. Tot slot blijkt dat één op de drie slachtoffers de online criminaliteit wel bij andere organisaties (banken, meldpunten, helpdesks) meldt. Dit biedt mogelijkheden voor samenwerking tussen de politie en deze partijen, met als doel de informatiepositie van de politie te verbeteren. Gebrek aan inzicht in de omvang van online criminaliteit maakt het moeilijker om criminaliteitstrends te herkennen en daders van online criminaliteit op te sporen. Bovendien wordt mede op basis van aangiften vastgesteld waar de politie geld en mankracht voor vrijmaakt.
S.G.A. van de Weijer, E.R. Leukfeldt, S. van der Zee (2020). Slachtoffer van onlinecriminaliteit, wat nu? Een onderzoek naar aangiftebereidheid onder burgers en ondernemers. Politie en Wetenschap.
Lees ook: Ons cybergedrag is veel onveiliger dan we zelf denken.
Actuele berichten