Het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) en het Instituut voor Strafrecht en Criminologie (Universiteit Leiden) vroegen DNA-deskundigen uit verschillende landen om de DNA-profielen van een berovingszaak te beoordelen en daar een rapport over te schrijven. Negentien deskundigen uit zeven landen werkten mee aan het onderzoek. Aan elke deskundige werden dezelfde DNA-profielen voorgelegd. Die profielen waren gemaakt van DNA gevonden op het T-shirt van de aangeefster van een beroving, onder haar nagels, en op een sigarettenpeuk. Bij de politie verklaart de aangeefster dat ze buiten bij een café een sigaret is gaan roken. Een man heeft haar bij haar schouder vastgepakt en haar tas afgenomen. Ze heeft de man gekrabd tijdens de worsteling die toen volgde. De man zegt iets anders: hij heeft de vrouw in het café ontmoet, en ze hebben buiten samen (dezelfde) sigaret gerookt. Daarna is hij naar huis gegaan.
De rapporten die de deskundigen schreven, verschilden op diverse punten van elkaar. Meest in het oog springend waren de conclusies over het DNA in het nagelvuil. Dit DNA-profiel was een mengsel van het slachtoffer en een beperkt aantal kenmerken van de verdachte. Als er DNA in het nagelvuil van de aangeefster zit dat matcht met dat van de verdachte, is dat heel belastend voor de verdachte. Het kan immers betekenen dat zij hem heeft gekrabd tijdens een worsteling, en dat daarbij lichaamsmateriaal van hem onder haar nagels is gekomen. Juist op dit punt verschilden de conclusies van de deskundigen sterk van elkaar. Sommigen rapporteerden een match van dit DNA-materiaal met het profiel van de verdachte en gaven aan dat dat een hoge bewijswaarde heeft. Anderen rapporteerden ook een match, maar schreven ‘slechts’ dat de verdachte niet kon worden uitgesloten. Weer anderen vonden dit materiaal niet geschikt voor vergelijkend DNA-onderzoek. Een enkele deskundige concludeerde juist dat de verdachte kon worden uitgesloten. Heel verschillende conclusies dus.
Uit de negentien rapporten selecteerden de onderzoekers er drie waarvan de conclusies over het nagelvuil sterk van elkaar verschilden, maar die voor het overige op elkaar leken. Negenenzestig studenten van de Master Strafrecht aan de Universiteit Leiden beoordeelden de drie rapporten. Afhankelijk van het rapport, werden de deskundigenconclusies soms belastend gevonden voor de verdachte, en soms juist niet, dit terwijl het steeds over dezelfde DNA-profielen ging.
Nieuwe technieken maken het mogelijk om DNA te halen uit een minieme hoeveelheid lichaamsmateriaal. Tegenwoordig kan men ook uit contactsporen DNA halen, bijvoorbeeld als iemand een voorwerp heeft aangeraakt en dat voorwerp wordt bemonsterd. Bij contactsporen gaat het vaak om mengprofielen en onvolledige profielen. Mengprofielen en onvolledige profielen zijn veel minder eenduidig dan volledige DNA-profielen. Het is moeilijk om dit soort DNA-profielen te interpreteren, en daarbij kan men verschillende keuzes maken. In de praktijk, zo laat dit onderzoek zien, kan dat tot grote verschillen tussen de deskundigen leiden. Het hangt dan van de deskundige af hoe belastend de uitkomsten van het DNA-onderzoek zijn voor de verdachte.
De onderzoekers doen verschillende aanbevelingen. De rechter zou, bij zaken met ingewikkelde profielen, niet slechts op één deskundigenrapport moeten afgaan, maar meerdere deskundigen moeten inschakelen. En vooral zou de rechter zelf altijd kritisch naar het rapport moeten kijken en de conclusies niet zomaar overnemen.
Nadere informatie:
Marijke Malsch, tel. 020 5983945 of 06 29046588 of mmalsch@nscr.nl
Jan de Keijser, tel. 071 5277228 j.w.de.keijser@law.leidenuniv.nl
Credits beeld: Shutterstock
Actuele berichten