De algemene opvatting over zedendelinquenten is dat het chronische daders zijn, gespecialiseerd in het plegen van seksuele delicten. De veronderstelling dat een jongere die een zedendelict pleegt door zal gaan met het plegen van zedendelicten in de volwassenheid klopt echter niet. Dat blijkt uit onderzoek van Chantal van den Berg waarop ze 18 september 2015 is gepromoveerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Het is dan ook maar de vraag of gespecialiseerd beleid en specifieke behandelingen daadwerkelijk efficiënt zijn in het tegengaan van recidive bij jeugdige zedendelinquenten.
In het proefschrift From boys to men: Explaining juvenile sex offenders’ adult criminal careers onderzoekt Van den Berg de criminele carrière van 498 jeugdige zedendelinquenten vanaf hun jeugd tot in de volwassenheid Het is de eerste keer dat zo’n grote groep is bestudeerd. Van den Bergs bevindingen tonen aan dat jeugdige zedendelinquenten zich over het algemeen niet specialiseren. De criminele carrière van de meeste jeugdige zedendelinquenten bestaat uit gevarieerde delicten tijdens hun jeugd en een afname van delicten naarmate ze ouder worden.
Uit onderzoeksresultaten van de levensloopcriminologie is bekend dat de afname van crimineel gedrag naarmate de leeftijd van delinquenten stijgt samenhangt met de drie levensgebeurtenissen trouwen, kinderen krijgen en het vinden van een vaste baan. Van den Berg concludeert dat voor jeugdige zedendelinquenten alleen het vinden van werk een gunstig effect heeft op de criminele carrière. Vooral daders die hun zedendelict in groepsverband hebben gepleegd, en die mogelijk gevoeliger zijn voor groepsdruk, blijken te profiteren van werk. Het hebben van werk heeft geen effect op kindmisbruikers.
Om de maatschappij te beschermen tegen herhaald delinquent gedrag van deze groep daders is het van belang te bevorderen dat ze werk hebben. De Nederlandse wet- en regelgeving helpt daar momenteel niet bij: zedendelinquenten worden voor langere tijd uitgesloten van bepaalde beroepen waarbij een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) verplicht is. Hierdoor hebben zij een beperkte banenkeuze. Gezien de resultaten van haar onderzoek vindt Van den Berg het raadzaam deze beleidspraktijk onder de loep te nemen en wellicht alleen voor bepaalde typen jeugdige zedendelinquenten toe te passen.
Actuele berichten