Cybercrime omvat een groot aantal misdrijven en kan worden bestudeerd vanuit verschillende theoretische perspectieven. In het lopende onderzoek worden bijvoorbeeld de levenslooptheorie en gelegenheidstheorie gebruikt. Omdat er weinig empirisch onderzoek is verricht naar cybercriminaliteit, is het onduidelijk of – en in welke mate – traditionele theorieën uit de criminologie kunnen worden gebruikt om cybercriminaliteit te verklaren. De convergentie in tijd en ruimte van daders en slachtoffers is bij cybercriminaliteit anders dan die bij traditionele misdrijven, zoals een inbraak of overval. Daarom worden deze traditionele theorieën getest op hun geschiktheid met betrekking tot cybercrime.
Leden van de Cybercrime themagroep bestuderen daders, slachtoffers en andere belanghebbenden, en problemen rond de juridische benadering en regulering van cybercrime. Voorbeelden zijn een onderzoek naar de oorsprong en groeiprocessen van cybercriminele netwerken, de risicofactoren voor het begaan van cybermisdrijven en slachtofferschap, levensloopfactoren en de invloed van persoonlijke netwerken, de effecten van reputatie, het verspreiden van informatie en het handhaven van regels met betrekking tot vertrouwen in criminele netwerken die opereren op het dark web (de verborgen delen van het internet waar criminelen met elkaar omgaan).
De Cybercrime themagroep maakt gebruik van traditionele gegevensbronnen zoals enquêtes, politiebestanden, het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden van het Centraal Bureau voor de Statistiek, maar ook van big data van het dark web. In de toekomst worden ook gegevens van particuliere partijen, zoals internetaanbieders en cybersecurity-bedrijven ontsloten.
Het NSCR is lid van het Amsterdam Cyber Security Center AMSec.
Actuele berichten over Cybercrime