‘Cybercriminelen plegen een delict vaak uit nieuwsgierigheid’
Je onderzoek geeft inzicht in waarom en wanneer mensen cybercriminaliteit plegen, hoe heb je dat aangepakt?
‘Ik heb me gericht op samenhangende onderzoeksgebieden waaronder persoonlijke en situationele risicofactoren voor daderschap, en de mate van overlap tussen verschillende vormen van cybercriminaliteit en traditionele criminaliteit en de motivatie hiervoor.’
Wat maakt cybercriminelen anders dan traditionele criminelen?
‘Om te beginnen is de sociale omgeving anders: bij traditionele criminaliteit zijn de contacten met soortgenoten belangrijk. Cybercriminelen vertonen juist minder gelijk gedrag met hun omgeving. Opvallend is dat cybercriminelen een delict vooral plegen uit nieuwsgierigheid. Ze willen weten hoe ver ze kunnen gaan met bijvoorbeeld inbreken in een systeem. Het gaat minder om geldelijk gewin, zoals dat in de traditionele criminaliteit vaak het geval is. Ook is het hebben van werk voor cybercriminelen geen beschermende factor tegen criminaliteit. Sterker nog: op basis van politiedata lijkt het erop dat werken in de IT-sector juist een stimulans kan zijn voor cybercriminaliteit.’
Dat betekent nogal wat voor de praktijk …
‘We hoeven het wiel niet helemaal opnieuw uit te vinden, maar justitie moet wel rekening houden met de digitale context. Cybercriminelen werken op een andere manier: ze zoeken hun informatie waarschijnlijk meer op het internet en niet bij soortgenoten. Er zijn wel online contacten mogelijk, maar dat is niet per se hetzelfde als fysiek contact. Ook is het een probleem dat cybercrime anoniem is en de pakkans minimaal. Daders hebben het gevoel dat er weinig gevolgen zijn verbonden aan hun acties, dus de drempel om te beginnen aan cybercrime is laag.’
Kan er al iets worden aangepast op het gebied van interventies?
‘Om mensen te weerhouden van het plegen van cybercrime, zou je kunnen denken aan het bieden van een positief en legaal alternatief: een uitdagende baan waarin ze hun cyberkennis gebruiken, bijvoorbeeld om criminaliteit tégen te gaan door systemen beter te maken. Maar er moet ook beter geïnformeerd worden over de gevolgen van cybercrime, voor slachtoffers en daders. Voor de politie zou het bijvoorbeeld goed zijn om duidelijk te communiceren over opgespoorde cybercriminelen, zodat ze meer bewustwording creëren.’
Op welk vlak ligt voor jou het vervolgonderzoek?
‘Ik zou wel willen weten wat mensen beweegt om misbruik te maken van een 'lek' of er juist netjes mee om te gaan. Tot nu toe is het onderzoek op dit gebied voornamelijk gericht op de technische preventie. Ik wil meer naar de sociaal-maatschappelijke context kijken. Daar liggen belangrijke onderzoeksvragen die meer inzicht geven in cybercrime.’
En tot slot, vanwaar je interesse in cybercrime?
‘Het is een nog vrij onontgonnen gebied waar de ontwikkelingen razendsnel gaan. Er zijn meer vragen dan antwoorden. Ik hou wel van die grote vraagstukken.’
Weulen Kranenbarg, M. (Amsterdam, 2018). Cyber-offenders versus traditional offenders: An empirical comparison.
Actuele berichten