In deze studie van het NSCR en de VU is inzichtelijk gemaakt hoe politieagenten handelen bij conflicten tussen burgers in de openbare ruimte van Amsterdam.
Politieagenten zijn tijdens hun werk vaak in interactie met burgers. Veel onderzoek naar deze interactie gaat ofwel over geweld door burgers tegen agenten, ofwel over geweld door agenten tegen burgers. Politieagenten hebben echter ook te maken met agressie en geweld tussen burgers onderling. Over dergelijke situaties ging dit onderzoek. Soms is de politie al bij de start van deze conflicten aanwezig, maar meestal is het conflict al gaande als de politie aankomt. In het onderzoek werd op basis van video-opnames antwoord gegeven op de vraag wat agenten doen bij conflicten tussen burgers en in hoeverre hun handelingen samenhangen met kenmerken van de situatie en met het verloop van het conflict.
Veel onderzoek naar het ingrijpen bij conflicten tussen burgers gaat over ingrijpen door burgeromstanders. Daarin is veel aandacht voor het klassieke bystander effect: het idee dat mensen in noodsituaties minder snel ingrijpen naarmate er meer omstanders aanwezig zijn. Meer recent wordt hier ook op basis van video-opnames onderzoek naar gedaan. Daaruit blijkt dat in de meeste situaties wel iemand ingrijpt. Over hoe de politie als ‘derde partij’ bij conflicten optreedt is echter verrassend weinig bekend. Toch is voor politieagenten het oplossen of de-escaleren van conflicten tussen burgers een deel van hun werktaak.
De onderzoekers analyseerden video-opnames van camera’s in de openbare ruimte in Amsterdam (beeld zonder geluid) uit de periode februari tot en met augustus 2017. Hiertoe hebben zij toegang gekregen via het team Technisch Toezicht van de politie-eenheid Amsterdam, met Ministeriële toestemming. De opnames werden voor dit onderzoek bewaard als er sprake was of leek te zijn van conflicten tussen burgers en voor verdere analyse geselecteerd als op enig moment ook de politie in beeld was, en als de beeldkwaliteit voldoende was. Er werden uiteindelijk 33 conflicten uitgebreid geobserveerd en geanalyseerd. Van elk conflict werden kenmerken van de situatie, kenmerken van de individuele burgers en agenten, en van hun gedragingen vastgelegd. Aanvullend werd een focusgroep gehouden met een groep politieagenten. Deze agenten waren voor zover bekend niet te zien op het geanalyseerde beeldmateriaal.
De meeste conflicten tussen burgers in het onderzoek vonden plaats in uitgaanslocaties tussen drie en zes uur ’s nachts. Bij de meeste conflicten waren dertig of meer mensen aanwezig (inclusief langslopende mensen), waarvan gemiddeld zestien mensen op enige manier betrokken bleken bij het conflict en gemiddeld tussen de vijf en zeven personen ook enige vorm van agressie uitten. Hier zat wel een grote variatie in: er waren bijvoorbeeld zowel een-op-een conflicten als conflicten tussen grote groepen. In een derde van de conflicten leken de partijen elkaar te kennen. Bij de meeste conflicten was ook sprake van fysiek geweld.
De meest voorkomende handelingen van agenten in deze conflicten waren ‘actief kijken’ en praten met de betrokken burgers. In de focusgroep legde agenten uit dat het gesprek met burgers een dubbele functie heeft, enerzijds in kaart brengen wat er is gebeurd en anderzijds het verminderen van emoties door betrokkenen hun verhaal te laten doen. Andere geobserveerde gedragingen van agenten richting betrokken burgers waren in diens richting bewogen, verplaatsen, aanraken, kracht gebruiken, vasthouden, blokkeren, identiteitsbewijs controleren, en arresteren.
In driekwart van de onderzochte conflicten voerden agenten op een bepaald moment een fysieke handeling uit, wat impliceert dat zij een betrokken burger op een of andere manier aanraken. Maar de meest voorkomende handelingen waren niet fysiek, bijvoorbeeld verbaal of non-verbaal. Gemiddeld waren zeven politieagenten aanwezig in een conflict. Zij leken verschillende rollen in te nemen. Zo waren er per situatie gemiddeld vijf agenten die enige handeling vertoonden, waarvan gemiddeld twee agenten fysieke handelingen verrichtten terwijl de andere handelende agenten dan vooral aan het (actief) kijken en praten waren. In de focusgroep werd aangedragen dat ‘afschermen’ een handeling is om een fysieke en veilige werkruimte voor collega-agenten te creëren en de omgeving in de gaten houden, dus het is mogelijk dat de politieagenten waarvan geen handeling werd waargenomen of alleen kijken werd waargenomen in de videoanalyse deze afschermingsfunctie vervulden, naast eventueel overleggen met collega’s.
Sommige kenmerken van het conflict bleken samen te hangen met het handelen van burgers. We noemen hier enkele voorbeelden. Agenten bleken langer te kijken, bewegen naar burgers en burgers te verplaatsen in conflicten in uitgaanslocaties dan in andere locaties. Dit bleek echter niet afhankelijk van de tijdstip van het conflict. Misschien ligt dit aan de complexiteit van de conflicten in deze locaties of aan dat zij in deze locaties vaak al aan het surveilleren en daarom eerder ter plekke zijn. Ook als er meer betrokkenen in het conflict zijn, worden meer en langer handelingen uitgevoerd door agenten. Bij agenten is er geen sprake van een bystander effect: het aantal mensen aanwezig blijkt niet gerelateerd aan hun handelen. Politieagenten lijken hun manier van ingrijpen aan te passen aan het agressieniveau van de conflictpartijen: in conflicten waarin meer agressiegedrag werd vertoond, handelen agenten meer fysiek, maar werd ook meer gepraat met en gekeken naar de burgers. Conflicten escaleerden zelden nadat agenten ingrepen, maar bleven vaak even agressief of de-escaleerden. Conflicten waarbij de politie niet actief keek of met betrokken burgers praatte bleken vaker te de-escaleren. Hoewel dit zou kunnen suggereren dat kijken en praten spontane de-escalatie in de weg staat, is het ook mogelijk dat agenten zich juist afzijdig hielden omdat zij terecht voorzagen dat de situatie zou de-escaleren of dat dit lag aan de selectie van situaties in het onderzoek.
Het onderzoek heeft inzicht gegeven in het handelen van politieagenten bij conflicten tussen burgers in Amsterdam. Ook heeft het laten zien dat video-opnames ook voor onderzoek naar het handelen van de politie bij conflicten een nuttige bron is. Het geeft de mogelijkheid te bekijken welk gedrag uitgevoerd wordt en in welke situaties. We raden onderzoekers dan ook aan om deze te gebruiken in de toekomst. We zouden onderzoekers daarnaast aanraden om in toekomstig onderzoek ook bodycambeelden te gebruiken, aangezien deze ook geluid opnemen, wat interessante aanvullende gegevens kan bieden. Ook raden we een groter aantal video-opnames aan. Naar dit onderwerp kan bovendien aanvullend onderzoek gedaan worden middels experimenten en kwalitatief onderzoek. Dit levert in de toekomst nog meer inzicht op in het handelen van agenten bij conflicten tussen burgers.
Reemst, L. van, Thomas, J., Bruchem, M. van, Gerritsen, C., Bernasco, W. & Rosenkrantz Lindegaard, M. (2024). Hoe handelen agenten bij conflicten tussen burgers? Een onderzoek op basis van video-opnames. Politie en Wetenschap.
Actuele berichten