Een simpele neuropsychologische aandachttest zou kunnen voorspellen welke gedetineerden vroegtijdig stoppen met gedragsinterventies in detentie. Deze bevinding is één van de uitkomsten van het promotieonderzoek van Liza Cornet. De bevinding is interessant, omdat neurowetenschappelijke inzichten momenteel niet of nauwelijks een rol spelen in de justitiële praktijk.
In de afgelopen decennia is er steeds meer onderzoek gedaan naar de relatie tussen neurobiologische kenmerken en antisociaal gedrag. Zo is bijvoorbeeld bekend dat bij individuen met antisociaal gedrag de hersenen vaak minder goed werken en hun hartslag in rust relatief laag is. Een neurowetenschappelijk perspectief kan een belangrijke aanvulling betekenen in het begrijpen van antisociaal gedrag.
Gedragsinterventies
Neurowetenschappelijke inzichten spelen echter op dit moment geen rol bij gedragsinterventies die worden ingezet ter voorkoming van herhaald crimineel gedrag. In de ontwikkeling en aanpak van effectieve interventies bij crimineel gedrag domineren van oudsher psychologische en sociale kenmerken en omstandigheden; neurobiologische perspectieven spelen geen rol. Een voorbeeld hiervan is de centrale rol die cognitieve gedragstherapie (CGT) heeft binnen justitiële gedragsinterventies. CGT is gericht op het verbeteren van cognitieve tekorten, waaronder gebrekkige impulsbeheersing en probleemoplossingsvermogen. Maar hoewel CGT de meest geaccepteerde justitiële behandelvorm is, profiteren lang niet alle gedetineerden van deze interventie. Het is belangrijk te begrijpen waarom CGT voor sommige gedetineerden wel werkt en voor andere niet om zo behandeling op een effectievere manier in te zetten.
Onderzoek onder mannelijke gedetineerden
Liza Cornet wilde weten of neurowetenschappelijke kennis meer zicht kan geven op de variërende behandeluitkomst van gedetineerden. Om dit te onderzoeken voerde ze onderzoek uit in Nederlandse gevangenissen. Aan het onderzoek werkten 190 volwassen mannelijke gedetineerden mee; 121 namen deel aan een gedragsinterventie, genaamd ‘Cognitieve Vaardigheden’ (CoVa training), 69 gedetineerden vormden een wachtlijstcontrolegroep. De deelnemers werd gevraagd verschillende neuropsychologische testen te maken en ondergingen een hartslagmeting. Ook zijn mentoren en CoVa trainers gevraagd om het gedrag van de gedetineerden te beoordelen.
Resultaten
De resultaten van Cornets onderzoek laten enerzijds zien dat er een relatie bestaat tussen aandachtsvermogen en behandeluitval van gedetineerden. Anderzijds kan geen verandering in neurobiologisch functioneren worden vastgesteld en ook op het punt van gedrag is geen verandering geconstateerd. Het onderzoek laat zien dat dit onderzoeksgebied nog jong en exploratief is. Niettemin bevat de dissertatie wel implicaties voor de praktijk.
Een eerste aanbeveling is de toevoeging van de aandachttest aan de huidige behandelselectieprocedure van de CoVa training zodat gedetineerden met aandachtsproblemen voortijdig opgemerkt worden. Een vervolgstap is dan deze gedetineerden extra begeleiding te geven tijdens de CoVa training om behandeluitval mogelijk te beperken. Daarnaast kunnen neurowetenschappelijke inzichten wellicht aanknopingspunten bieden om zowel de inhoud van huidige behandelingen in detentie te verbeteren alsook nieuwe behandelmogelijkheden te ontwikkelen.
Bron
L.J.M. Cornet. Brains Behind Bars. The relationship between neurobiological factors and a cognitive skills training program for adult prisoners.
Meer informatie
Informatief filmpje over het onderzoek:
Brains Behind Bars
Actuele berichten