Met de financiële steun van ZonMw hebben we een quasi-experimenteel onderzoek opgezet naar (veranderingen in) de omvang, aard en ernst van huiselijk geweld in Nederland tijdens de periode van de COVID-19-maatregelen. Door verschillende databronnen (Veilig Thuis-meldingen, politieregistraties, slachtofferenquêtes) te vergelijken, krijgen we inzicht in de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor eventuele effecten (of juist het uitblijven hiervan) van de COVID-19-maatregelen op huiselijk geweld. Daarnaast wordt aan de hand van interviews met slachtoffers en betrokken instanties onderzocht welke aspecten van hulpverlening bemoeilijkt werden door de (intelligente en gedeeltelijke) lockdown, welke alternatieve oplossingen wél hebben gewerkt en in hoeverre de tijdens de COVID-19-maatregelen opgedane inzichten bruikbaar zijn voor toekomstige (reguliere) hulpverlening.
Bij het beantwoorden van deze vragen wordt specifiek rekening gehouden met de mogelijkheid dat de gevolgen van de COVID-19-maatregelen, de overheidsinterventies en de tijdens de crisis verleende hulp, verschillend kunnen zijn voor verschillende doelgroepen. Diversiteit in sekse, leeftijd, herkomst en sociaaleconomische kenmerken zal voor zover de data dit toelaten daarom in alle voorgestelde analyses worden verdisconteerd.
Op grond van eerder onderzoek kan worden verwacht dat rampen, zoals oorlogen, natuurrampen of de uitbraak van een pandemie, een voedingsbodem kunnen zijn voor huiselijk geweld (bijv. Jenkins & Phillips, 2008). Bovendien zou mogelijk ook de aard en de ernst van het huiselijk geweld hierdoor kunnen veranderen. Hoe leidt een nationale ramp of pandemie tot een toename in huiselijk geweld? Peterman et al. (2020) onderscheidden een aantal onderliggende mechanismen. Ten eerste kunnen de economische gevolgen van een nationale ramp doorwerken op stress in gezinnen. Ten tweede leidt sociale isolatie (thuis zijn, op elkaars lip zitten, geen ontsnapping aan agressor) tot oplopende spanningen. Ten derde kunnen pandemie-specifieke zorgen (angst, zorg om zieke of oude familieleden) leiden tot toenemende stress en daardoor ontstaat meer risico op geweld. Ten vierde, is er minder toegang tot hulp en zorg, die negatieve patronen zouden kunnen doorbreken.
Hoewel reeds kwetsbare gezinnen (bekend bij instanties) waarschijnlijk het meest gevoelig zijn voor de gevolgen van een ramp of pandemie, kunnen ook ‘nieuwe’ gezinnen in de knel komen. Daarnaast kunnen, bijvoorbeeld door sluiting van speciaal onderwijs of dagbesteding, ook andersoortige vormen van huiselijk geweld ontstaan, met andere daders en slachtoffers, zoals kinderen met gedragsproblematiek die zich agressief gedragen naar hun (groot)ouders. Tegelijkertijd hoeft een toenemende prevalentie van huiselijk geweld niet (direct) zichtbaar te worden in de geregistreerde meldingen. Internationaal onderzoek laat zien dat een toename soms pas na enige maanden zichtbaar wordt (Lauve-Moon & Ferreira, 2017). Dit kan verschillende redenen hebben. Ten eerste wordt het geweld wellicht pas gemeld als de rust in het gezin is teruggekeerd en het directe gevaar (van de ramp of pandemie) geweken is. Ten tweede kunnen negatieve financiële consequenties en bijbehorende stress pas na enige tijd voelbaar worden voor gezinsleden. De gevolgen van een ramp of pandemie kunnen echter ook pas zichtbaar worden als het normale leven weer op gang komt. Als het contact met professionals (i.e. scholen en kinderdagverblijven) weer toeneemt, neemt ook de kans op het signaleren en melden van huiselijk geweld door deze professionals toe. Dit zou kunnen leiden tot een tijdelijke verandering in melders van huiselijk geweld tijdens de crisis: van professionals naar slachtoffers en omstanders.
Onderzoek in Dallas, Texas, Verenigde Staten (Piquero et al., 2020) liet geen significante veranderingen in het aantal meldingen van huiselijk geweld zien in de eerste drie weken nadat in deze stad een ‘stay-at-home order’ was uitgevaardigd. Voor zo ver er sprake was van een stijgende trend in het aantal geregistreerde meldingen, lijkt deze stijging al eerder ingezet, mogelijk als gevolg van vrijwillig veranderde gedragspatronen voorafgaand aan het afkondigen van de officiële lockdown. Belgisch onderzoek (Vandeviver et al., 2020) vond een in vergelijking met eerdere Belgische studies hoog percentage van zelf-gerapporteerd slachtofferschap van huiselijk geweld tijdens de eerste weken van de COVID-19-crisis. Tegelijkertijd bleek een lager percentage dan in eerdere studies het slachtofferschap te hebben gemeld bij de politie of hulpverleningsinstanties. Slechts een klein deel van deze respondenten noemt echter de beperkingen als gevolg van de COVID-19-maatregelen als directe oorzaak hiervoor.
In Nederland heeft een eerste, door het onderzoeksteam uitgevoerde, verkennende uitvraag bij hulpverleningsinstanties doen vermoeden dat ook in Nederland belangrijke veranderingen gaande zijn in meldingen van huiselijk geweld als gevolg van de COVID-19-maatregelen. Niet zo zeer (tot nu toe) in de prevalentie van huiselijk geweld, maar wel in de aard, de daders en slachtoffers betrokken bij dit geweld, en in de samenstelling van de groep melders van huiselijk geweld. Zo lijkt er sprake te zijn van een toename van meldingen van huiselijk geweld in gezinnen die voor de maatregelen nog onbekend waren bij de hulpverleningsinstanties en lijken het steeds vaker omwonenden te zijn die een melding doen van huiselijk geweld.
Op grond van de probleemstelling, doelstelling en achtergrond zijn voor het onderzoek de volgende hypothesen geformuleerd:
In de wetenschap is het gebruikelijk voorafgaand aan publicatie, onderzoeksrapportages een peer review proces te laten doorlopen. Dat gebeurt normaliter na het aanbieden van de publicatie bij een wetenschappelijk vaktijdschrift. In het kader van het maatschappelijk belang en de verwachte toepasbaarheid van de resultaten wordt van onderzoekers gevraagd voorlopige trends en resultaten al in een vroeg stadium te delen met maatschappelijke partners. Om toch een dergelijke kwaliteitscheck te realiseren, is binnen het NSCR een team van onderzoekers beschikbaar (niet betrokken bij dit project) om de publicaties voor openbaarmaking te reviewen.